Overal in huis vind ik ballonnen. Midden in de woonkamer, onder de eettafel, onder de bank. Blauwe, gele en rode ballonnen. Ietwat verschrompelde ballonnen, grote stevige ballonnen en een mega ballon van een animatiefiguur. Sommige ballonnen zijn versierd met stickers, andere bekrast met stift en slechts enkele zijn gewoon kaal…leeg…ongeschonden.
Dora
De ballon van de animatiefiguur zweeft al vier maanden door de kamer. Dora, een meisje dat samen met haar aapvriendje Boots avonturen beleefd op Nickelodeon, heeft het helemaal gemaakt in de peuterwereld. Je kunt Dora-poppen kopen, Dora- kleding, – speelgoed en dvd’s, en dus ook prachtige, met helium gevulde, Dora-ballonnen. Een tijd lang heeft zij ons lachend vanaf het plafond aangekeken, tot de helium begon uit te werken. Langzaam veranderde het strakke, vrolijke meisje in een verschrompelde oude dame en verruilde ze haar plekje aan het plafond voor een willekeurige plek op de grond. Door een gaatje vlak onder haar rechtervoet kon ik keer op keer nog wat leven in haar blazen, maar zweven langs het plafond is al weken, zo niet maanden, verleden tijd.
Knaleffect
Dat al die ballonnen getolereerd worden hier in huis, is me eigenlijk een raadsel. Zelf heb ik namelijk een hekel aan die dingen. Met name omdat ze kapot kunnen gaan en dat toch wel vaak gepaard gaat met een harde knal waar ik, of ik het zie aankomen of niet, altijd van schrik. Wanneer mijn drie jarige zoontje nietsvermoedend op de ballon gaat hangen, er speels zijn tanden inzet of er naar mijn idee iets te hard met zijn vingers over wrijft , ben ik mij al aan het vermannen om de komende schrik te kunnen incasseren.
Overgooien
‘Ga je met mij overgooien, mama?’, vraagt hij regelmatig. We hebben dan beiden een ballon in de hand en die gooien we dan naar de ander. De bedoeling is natuurlijk dat de ballon in een keer gevangen wordt. Als dit een aantal keren achter elkaar lukt, wil hij vaak dat ik alle twee de ballonnen tegelijk naar hem gooi en dan zal hij ze allebei vangen. Dit lukt misschien een op de twintig keer, tot zijn grote frustratie. Boos en verdrietig wordt hij als het hem niet lukt. En toch wil hij doorgaan en snauwt dan door zijn tranen heen: ‘Nog een keer mama, nog een keer!’
Ballonnenpauze
Sommige ballonnen gaan heel lang mee, andere lopen al snel leeg. Als de kleine man naar bed is help ik het merendeel daarbij door met een schaar een klein sneetje in het plastic aan te brengen. Als hij de volgende dag dan verbaasd vraagt waar alle ballonnen zijn gebleven zeg ik: ‘Ja, de lucht is er nu al uit helaas, maar dat geeft toch niet? Dan nemen we gewoon even een ballonnenpauze.’
Uit archief: 2015, 25 april