Verhalen

20jul

Oortjepoep

Er was eens een oor dat zich stierlijk zat te vervelen. Hij was het zat, beu en wilde niet meer mee doen. Hij wilde weg. Hoe doe ik dat, vroeg hij zich af. Hoe kan ik mij loskoppelen van dit hoofd waar ik altijd maar aan vast zit. Hij dacht lang na en wist het toen. Ik moet ervoor zorgen dat ik word losgesneden, natuurlijk!

De volgende vraag was wat hij moest doen om dit voor elkaar te krijgen. Ehm, niemand wil een vies oor dat het niet doet, ha, nou dan weet ik wel wat ik moet doen, dacht het oor. Hij drukte en perste de hele dag door totdat hij helemaal onder de oortjespoep zat. Vreselijk vond hij het om in zijn eigen poep te moeten zitten, maar als dat hem het ticket naar vrijheid zou geven, dan had hij het er graag voor over. Het jongetje bij wie hij hoorde begon jeuk te krijgen en stak soms zijn vingertje in het oor. Iets waar het oor niet zo van gediend was. Hij probeerde het vingertje eruit te duwen, maar het enige dat hij in feite deed was zo nog meer oortjepoep produceren.

Dagen later hoorde het oor de mama van het jongetje zeggen dat ze naar de dokter moesten met zijn oor. Het oor was echt buiten zinnen toen hij dat hoorde en gooide blij de oortjes poep in het rond en deed er nog een schepje bovenop. Dat zal hem leren, dacht hij, eindelijk vrij, weg van dat hoofd. Hij kon niet wachten.

Bij de dokter zette hij zich schrap. Waar was dat mes, hij voelde nog niets, wanneer zou het nou gebeuren, hij wilde los. Opeens zag hij iets naar binnen komen. Huh? Naar binnen, wat is dat nou weer en voor hij het wist kwam er een enorm sterke golf water naar binnen dat met geweld al het poep losmaakte en uit het oor spoelde. Hij was weer brandschoon. En voor het oor het goed en wel door had, liep het jongetje met zijn moeder weer opgelucht naar huis. NEEEE. Dit kan niet, dit mag niet, dit was niet de bedoeling jammerde het oor.

Oor van JulianGelukkig was het jongetje een slimmerd en vroeg aan zijn moeder hoe het kwam dat zijn oor zo vol zat met oortjepoep. Deze vraag bleek zijn redding. Zijn moeder vertelde: ‘Je oor was een beetje ziek’. ‘Maar hoe is hij ziek geworden dan mama’ vroeg het jongetje. ‘Je kan ziek worden als er niet goed genoeg voor je wordt gezorgd. Misschien was je je oor een beetje vergeten?’ ‘Hoe vergeten?’ vroeg hij. ‘Je hebt oren om mee te horen, en dat vinden je oren fijn, dan doen ze waarvoor ze gemaakt zijn. Maar als je ze niet, of niet goed gebruikt, dan worden ze verdrietig en daardoor eerder ziek. Je moet je oren dus helpen om te kunnen doen wat ze moeten doen’. ‘Oh, ik snap het al’, zei het jongetje, ‘ik moet ze af en toe laten luisteren’.

Het oor wist niet wat hij hoorde, hij voelde zich begrepen en hoopvol. Vanaf nu zou hij zich niet meer hoeven te vervelen, hij zou vaker aan de slag mogen, doen waar hij voor gemaakt was. Niet meer opgesloten en onbenut vast aan het hoofd van dit jongetje. Dit is pas vrijheid, dacht het oor…ik doe weer mee!

22mrt

Adrenaline

‘Ik wil niet wachten, ik kan heus wel zelf naar huis lopen’. De juf grijpt mis wanneer Julian wegrent, het schoolplein over, kris kras langs andere kinderen en ouders, door het hek, de wijde wereld in. ‘Kom terug Julian’ schreeuwt ze hem nog na, maar hij hoort haar al niet meer. Zo hard als hij kan rent hij over het grasveld naar de straat, zijn straat.

Hij woont daar aan het begin, het is echt maar een paar minuten lopen, hij kent die straat op zijn duimpje, weet precies waar het ’t veiligst is om over te steken, dus waarom zou hij dan op zijn moeder moeten wachten om naar huis te gaan. Die zou misschien niet eens komen … misschien was ze wel zijn pasgeboren broertje aan het voeden of in slaap gevallen … of misschien vond zij hem ook wel groot genoeg nu om zelf naar huis te kunnen lopen.

EagleEen grote zwarte pick-up aan de overkant van de straat blokkeert zijn zicht op de glasbak, de plek waar hij altijd een extra sprong maakt als hij naar de overkant van de straat is gerend. Geërgerd fronst hij en loopt om de pick-up heen om alsnog die sprong te kunnen maken op het gebubbelde ijzer dat om de glasbak heen ligt. Vanuit zijn linker oog hoek ziet hij nog net hoe een kalende man met zwarte jas en zonnebril op hem afstapt en hem stevig vast pakt en optilt. ‘Laat me los’ gromt Julian boos, maar de man laat niet los en probeert het verzet van de jongen te negeren terwijl hij de portier van zijn autodeur open doet. Zich realiserend dat hij dreigt te worden meegenomen door deze vreemde slaat de paniek toe bij de vierjarige. Hij begint te gillen, te huilen en te schreeuwen. Een halve straat verder ziet hij zijn moeder achter de kinderwagen lopen.  ‘Mamaaaaaaa’ gilt hij en weet ruimte te creëren tussen de auto en zichzelf door zich hard met zijn voeten tegen de rand van de auto af te duwen. Op dat moment ziet hij zijn moeder op hun af rennen. De blik in haar ogen doet hem even van angst verstijven maar tegelijkertijd voelt hij enige opluchting. Dit is de moeder die, wanneer hij bang is dat monsters in zijn kamer komen, steevast antwoordt ‘Die komen niet Julian, maar áls ze hier komen, dan schop ik ze állemaal het huis uit!’ De kalige man schrikt wanneer hij aan zijn oor wordt getrokken en er tegelijkertijd ‘LAAT LOS GODVERDOMME!’ in wordt geschreeuwd. Hij laat los, maar duwt vervolgens haar de auto in. ‘REN JULIAN, REN NAAR DE BUREN, HAAL HULP’ schreeuwt ze naar haar zoon terwijl ze probeert de auto uit te komen. De man, wiens zonnebril inmiddels door het gevecht tussen hen in op de stoep ligt, is echter bijna net zo pisnijdig als zij en toont geen scrupules wanneer hij met zijn rechtervuist uithaalt. De jonge moeder voelt een doffe pijn van haar linker kaak doortrekken naar de rechter, proeft bloed in haar mond en voelt haar hart bonzen in haar hoofd. Nog voordat haar belager de kans krijgt haar nog eens te raken zet ze zich met haar rechtervoet af tegen het portier, grijpt links het autostuur vast en trekt zichzelf razendsnel op de bestuurdersstoel, opent de autodeur en weet nog net uit de auto te stappen voordat de man, die inmiddels ook de auto in is gedoken haar kan vast grijpen.

Ze ziet zijn blik niet wanneer ze wegrent, nee, haar focus is de groene babywagen die wat verder op staat. Ze hoort de dreigementen van de man niet, slechts het gehuil van haar kindje.

15jun

Woef-Woef

Er was eens een hondje, dat heette Woef-Woef. Woef-Woef woonde in een winkel met andere pluche beestjes, maar ook met dingen die mensen gebruiken in huis. Het was er altijd heel druk met spullen en soms ook met mensen, maar Woef-Woef voelde zich toch ontzettend alleen. Hij wilde zo graag een vriendje dat met hem zou willen spelen, eentje die hem zou willen knuffelen…hij wilde zo graag gewoon bij iemand horen. Maar elke dag als de winkel weer dicht ging, was Woef-Woef nog altijd alleen.

Op een dag hoorde hij dat er een moeder met kinderwagen de drempel over kwam. Het kindje in de kinderwagen maakte geluidjes, maar hij verstond ‘m niet. Nieuwsgierig hield Woef-Woef de mama met kindje in de gaten en hoorde dat ze steeds dichterbij kwamen. Opeens stonden ze stil voor hem. De ogen van het jongetje waren nu gericht op hem. Hij zei ‘Die, die!’ en wees naar de pluche hond. Zijn moeder pakte Woef-Woef en gaf deze aan het jongetje. ‘Wil je die hebben?’ vroeg ze hem. ‘Ja, die’ zei het jongetje en hield het beestje heel stevig tegen zich aan.

Woef-Woef kon het bijna niet geloven, had hij nu echt zijn vriendje gevonden? De wandelwagen kwam in beweging en ja, echt, het leek of Woef-Woef nu eindelijk de winkel kon verlaten…in de armen van zijn nieuwe vriendje. Eventjes leek de droom vervlogen toen de moeder het pluche hondje uit de armen van het jongetje haalde. Ook het jongetje vreesde het ergste en begon direct te huilen. Hij reikte met zijn handjes naar het hondje en wilde het beestje onmiddellijk terug! ‘Rustig maar Julian, ik moet natuurlijk wel even betalen!’ zei zijn moeder…En terug kwam toen het dier dat direct weer stevig geknuffeld werd.

Julian en WoefWoefWoef-Woef was wel zo blij dat Julian hem gevonden had en beloofde dat hij altijd bij hem zou blijven. Eindelijk had hij een vriendje dat met hem zou gaan spelen. Zoals in zijn dromen zou het jongetje hem altijd willen knuffelen en zou hij nooit meer alleen hoeven zijn. Tegelijkertijd had Julian in Woef-Woef zijn allertrouwste en liefste vriend gevonden. Zelfs een paar jaar later zegt hij, het hondje in een stevige omhelzing geklemd, nog steeds: ‘Woef-Woef is mijn beste vriend!’

Uit archief: 2014, 2 september

19apr

Lizzy, de verdwaalde slak

SlakNa het ouderlijk nest verlaten te hebben is Lizzy de wijde wereld ingetrokken. Dat vermoed ik tenminste. Nooit heb ik namelijk een slak hoger kunnen spotten dan op ooghoogte. Deze dame echter, klom tot aan het raam op de tweede verdieping van een rijtjeshuis bij mij in de straat. Die tweede verdieping, dat is waar ik woon. En dat raam is van mijn woonkamer. In die kamer hangt een grote wandposter van een bos tijdens de herfst. Ik kan me ook zo voorstellen dat het slakje dit aantrekkelijk heeft gevonden en besloot er naartoe af te reizen.

Het was een zondag dat ik, luierend op de bank, haar die kant op zag gaan. Met haar zuignapjes heeft ze zich vastgezet tegen het grote raam en heeft zich met haar sterke buikspieren en haar slijm voortbewogen. Ze stopte na een tijdje en ging niet meer verder die dag.

Helder glas kan soms de illusie wekken dat iets dat verderop te zien is bereikbaar is, terwijl er toch echt nog een obstakel tussen zit. In dit geval zal het mijn perfect schoon gelapte raam zijn geweest dat haar misschien ook wel frustreerde. Het bos kwam namelijk feitelijk niet dichterbij.

Ik was gefascineerd en nieuwsgierig. Ik wist immers niet precies waar ze naartoe wilde, misschien woonde ze wel tussen de stenen van het huis en was ze van de ene muur naar de andere aan het kruipen, via mijn raam.

De volgende dag, eenmaal thuis gekomen van een werkdag, ben ik weer naar het raam toegelopen. Het slijmspoor was duidelijk zichtbaar op mijn raam en Lizzy had inmiddels twee derde van het raam afgelegd, maar reisde niet meer horizontaal, maar klom richting dak. Ik begon me er een beetje ongerust om te maken, want het was warm en ik geloof niet dat ze onderweg een lekker sappig blaadje was tegen gekomen. Ik zou haar misschien wel moeten helpen, maar ik wilde haar nog één kans geven haar eigen weg te gaan.

De volgende ochtend moet Lizzy zich moet hebben gerealiseerd dat het bos een fata morgana was en dat zij hopeloos verdwaald was. Hoe dan ook vond ik haar, nog altijd tegen het raam geplakt maar verscholen in haar huisje. Ze zal bekaf, dorstig en hongerig zijn geweest, want heel veel verder was ze niet geklommen. Ik heb het raam geopend, haar van het raam afgeplukt en ben  naar beneden gelopen. Eenmaal buiten heb ik haar midden op een blaadjesrijke bodem gezet.

Natuurlijk ben ik de volgende morgen tussen de bladeren gaan kijken of ik het huisje van Lizzy nog zag. Ik moest glimlachen…er was niets te zien. Zou ze de weg in deze wijde wereld dan toch nog gevonden hebben?

Uit archief: 2010, 5 oktober

28mrt

Overvallen

Geheel in het zwart gekleed kwam de man de trap van het hotel opgelopen. Zijn doel was duidelijk, achteraan beginnen en dan iedereen afwerken tot de voorste kamer. Langzaam maar vastberaden liep hij naar de achterste 2 kamers welke tegenover elkaar lagen. Hij koos de linkerkamer, de onze. Hoe hij naar binnen wist te komen was mij een raadsel, maar opeens stond daar die zwarte gestalte aan mijn voeteneinde. Bijna onhoorbaar pakte hij zijn pistool en richtte deze op mij.

AngstAls in een visioen leek ik alles vanaf het begin in de gaten te hebben gehad. Vlak voor het moment dat hij schoot wist ik dan ook pijlsnel weg te draaien. We sliepen in 2 eenpersoonsbedden die tegen elkaar stonden geschoven, en met enorme ongekende kracht wist ik de 2 vanaf mijn nieuwe positie uit elkaar te duwen om via de grond juist die kant op te rollen die mijn aanvaller niet verwachtte. Tim was inmiddels met een schreeuw wakker geworden van de knal van het pistool en een tweede schot werd gelost. Het plafond werd geraakt omdat ik tijdens mijn rol over de vloer onder het bed de enkels wist te pakken van de psychopaat en hem door een ruk had laten kantelen. De dader viel onthutst op de grond en schoot intuïtief naar de plek waar iemand zijn enkels had vast gepakt. Ik was echter doorgerold naar de muur en greep nog voordat hij een vierde schot kon lossen naar zijn pols. Vliegensvlug zat ik met al mijn 60 kilo’s op zijn arm en kneep met mijn nagels echt zo hard in zijn vel dat ik zeker wist dat hij daar moest gaan bloeden. Ik was wel zo ontzettend boos dat ik tot veel meer toe in staat was, maar ik wist dat dat strafbaar was dus hield ik het bij het overmeesteren van deze krankjorume persoon alleen. ‘Ga op ‘m zitten’ schreeuwde ik naar Tim die dit direct deed. De man op de grond probeerde tegen te stribbelen wat gelijk werd afgestraft met een keiharde kaakslag.

Nog altijd woest en verontwaardigd over het hele gebeuren was ik eventjes jaloers op de kracht waarmee de knokkels van Tim op het gezicht van de man onder ons terecht was gekomen. De adrenaline gierde door mijn lijf, ik voelde mijn hartslag bonken in mijn hoofd en het vuur branden in mijn buik. Ik wilde slaan, schoppen, schelden, schreeuwen, maar voelde alleen maar dat ik kneep, harder en harder. Ik hoorde mezelf ademen, snel, bijna buiten adem.

Het was de kramp in mijn vingers waar ik wakker van werd. Geschrokken van mijn eigen gedroomde woede bleef ik roerloos liggen, wachtend tot mijn geest en lichaam zich zouden ontspannen en ik alle onschuldige schaapjes bij elkaar kon tellen om weer in slaap te vallen…

Uit archief: 2013, 20 december

15mrt

Vergeten en verloren

Het was een dag om nooit te vergeten. Je ging mee naar school, mee met je grootste vriendin. Al een aantal jaren had je gedwee en rustig in haar kamer gelegen tussen alle andere knuffels. Je werd af en toe goedkeurend bekeken en soms ook vast gehouden. Het waren rustige jaren, niets op aan te merken, al had je graag eens wat meer interactie met haar gehad, dat wel.

In tegenstelling tot de zacht harige beer, die vaak mee mocht thee drinken en dan keurig op een stoeltje tegenover haar werd gezet, lag jij vaak met alle poten wijd gespreid op de grond toe te kijken. Hele lichte jaloezie was er ook jegens die pluche aap met de slungelige armen en benen, die ze vaak om haar nek liet hangen terwijl ze de trap af naar beneden rende. Je kon de aap niet horen, maar je voelde gewoon dat er een ‘yaaaaaaaaay’ van zijn kruin tot aan het puntje van zijn staart ging.

‘Je bent een lollig beest’ had ze je wel eens gezegd. Misschien waren het je brede neusgaten, of de onregelmatige witte en zwarte vlekken op je lijf. Maar ongetwijfeld ook het feit dat je veelal wankelde en je dus ook het liefst met alle poten opzij op de vloer lag in plaats van rechtop te moeten staan. Zelfs als ze je op je rug legde vielen die poten toch steeds weer opzij. Heel de knuffelberg moest daar altijd van binnen om grinniken, dat zag je wel, dus ja, een lollig beest… dat leek ook wel  de juiste benaming. Heb je je er ooit iets van aangetrokken?! Nee,  niets… nooit!

Het was een mooie dag in juni. Ze pakte je op, glimlachte en stopte je in haar tas, samen met een stel schoolboeken die stuk voor stuk een kaasrechte grijns lieten zien, van oor tot oor. Was het de beweging van het meisje waardoor alles ging schudden of waren ze aan het bulderen van het lachen…dat laatste niet per se. Hoewel het toch best amusant was hoe je neus tussen 3 poten lag en je vierde poot over je kop hing. OK, het was ook een beetje een krappe tas…

Daar ging je, mee naar school en in school werd je quasi trots uit haar tas gepakt. Je keek de aula rond en je zag kinderen, zoveel! De hele dag hield je je ogen groot open want er was zoveel te zien. Ze droeg je met zich mee, overal naartoe die dag. Naar klaslokalen, een gymlokaal, de lerarenkamer. Je hebt vanuit de tas mee kunnen kijken naar het schoolbord en vanaf het bankje buiten de school kunnen genieten van een heerlijk zonnetje en de blauwe lucht. Je had de dag van je leven, het was helemaal geweldig. Je was dankbaar met jouw liefste vriendin. Hadden je poten het niet steeds verloren van de zwaartekracht, dan had je haar een stevige knuffel gegeven.

En net op dat gelukzalige moment werd je aan een van je zware poten gepakt en ondersteboven gehouden. Je keek recht in de verschrikte ogen van je vriendinnetje, die verwoed naar je graaide, zonder resultaat. Je werd heen en weer geslingerd, nog altijd ondersteboven en degene die je vasthield rende met je weg. De aula, een leslokaal, leraren, andere kinderen, ze flitsten aan je voorbij totdat je de omgeving waarin je terecht was gekomen herkende als de toiletten. De pestkop die je had afgepakt bewoog richting de hoek van het toiletblok, klom op de verwarming, pakte je kop vast en liet je toen zakken achter een paneel dat tussen de verwarming en het raam zat. Vast zat je, met je hoofd richting het plafond, je poten wijd gespreid tegen het raam aan…

Vergeten en verloren koeJe zit er nog steeds, al zeker anderhalf jaar lang zie ik je vastgeklemd hangen wanneer ik vanaf de Lairessestraat onder het Amsterdams Lyceum  door fiets. In de hoek van het raam van wat naar mijn idee het toiletblok moet zijn.

‘Wat zul je je verloren voelen’ denk ik dan. ‘Is je vriendinnetje je dan zomaar vergeten?’…

 

 

 

Uit archief: 2014, 3 oktober

15mrt

Sam, het ijverige spinnetje

Spider on clogsSam is niet zo lang geleden geboren bij mij op zolder. Althans, dat vermoed ik. Hij is daar langs een van de houten balken onder het schuine dak omhoog gekropen en heeft daar een tijdje alleen maar gezeten. Ongetwijfeld inspecteerde hij het gebied waar hij zijn prooi moest vangen. Na een paar dagen moet hij zich zeker van zijn zaak hebben gevoeld, want toen is hij de fundering gestart van zijn web. Ik heb hem niet aan het werk gezien maar toen ik de volgende dag het bed op zolder wilde verschonen zag ik dat hij de fundering van zijn web van de balk naar het dekbed had laten lopen. Zijn web, waar hij middenin zat, had hij tot in de puntjes afgerond, echt perfect. Een webmaster die Sam. Ik heb dan ook een paar minuten zitten overdenken hoe ik het dekbed zou kunnen verschonen zonder zijn web aan te tasten, maar zag geen oplossing. Een lichte ruk aan het dekbed zorgde ervoor dat het web ineenschrompelde tot een dikke draad en Sam, geschrokken natuurlijk, vliegensvlug dekking zocht op de balk erboven. Zorgvuldig haalde hij het overgebleven draad met zijn kromme pootjes naar zich toe en bleef vervolgens de hele avond roerloos zitten op de balk. Ik ben af en toe nog even gaan kijken, maar Sam gaf geen kik.

De volgende avond ging ik naar zolder en zag dat Sam toch de moed had gevonden om een nieuw web te bouwen. Hij had geleerd van zijn vorige ervaring en het bed dit keer niet als houvast gebruikt. Zijn web zat op dezelfde plaats, maar nu had hij een dikke draad helemaal van de balk naar een 2 meter verderop staande kast gespannen om het web strak te houden. Ik heb getest of ik er onderdoor kon lopen zonder de draad te raken, maar de draad was net te laag, met als gevolg dat zijn perfecte webje wederom ineenschrompelde. Arme Sam, ik kon het echt niet helpen en hoopte maar dat hij niet zou opgeven.

Dat deed hij niet want de volgende dag had hij een nog mooier web gemaakt dan ooit tevoren. En alle draden waren dusdanig gespannen dat het web, en Sam in het midden ervan, rustig kon blijven zitten.

Helaas was het van korte duur. De logé die in het bed op zolder zou gaan slapen was niet zo gecharmeerd van Sam als ik en ik zag dan ook geen andere uitweg dan Sam te verhuizen naar buiten.

Protesterend en niet begrijpend bungelde Sam aan het wc papiertje waarop ik hem had laten kruipen en waarmee ik naar beneden liep. Hij spande vliegensvlug een draad tussen het papiertje en de deurpost van de keuken toen ik hem richting balkon begeleidde, maar zijn draad was nog niet sterk genoeg waardoor hij al snel weer onderaan het papiertje bungelde.

Eenmaal buiten heb ik hem voorzichtig op het balkon gezet en heb niet meer omgekeken.

Heel nieuwsgierig kwam ik ’s morgens het balkon op om te kijken of Sam misschien nog in de buurt was en ja hoor! Tussen een van de tralies van het balkon tot aan de deur van mijn badkamer had Sam een web gespannen. De wind had er jammer genoeg al wat gaten in geblazen, maar Sam zat onverstoord in het midden. Bijzonder, die Sam, zo klein en kwetsbaar, maar zo volhardend.

Uit archief: 2009, 13 september 

22jan

Toverkrijt

ToverenHet was prachtig weer. Zonnestralen schenen vanuit hoog in de lucht schuin naar beneden, waarbij het licht hier en daar werd onderbroken door de bomen langs de oprijlaan. Door het raam van de woonkamer keek Julian naar buiten en wendde zich vervolgens tot zijn moeder:  ‘Kijk mama, de zon schijnt, mag ik naar buiten?’ ‘Ja hoor, waarom haal je Jovan niet op, dan kunnen jullie samen spelen’ zei zijn moeder. Zo gezegd zo gedaan liep Julian naar het bijgebouw van de boerderij waar Jovan met zijn moeder in het weekend woonde.

Jovans moeder was kunstenares. Ongeveer een jaar geleden had zij Jovan een keer naar de boerderij gebracht zodat de twee jongetjes met elkaar konden spelen. Ze was direct verrukt over de omgeving en kreeg spontaan ingevingen voor haar schilderijen. Ook Jovan deed het goed. Ongeremd over het terrein kunnen rennen en springen zonder ook maar enig verkeer in de buurt, heerlijk was dat. Het duurde dan ook niet lang of hij en zijn moeder bleven een keer een weekend overnachten. Er volgden vele logeerpartijtjes totdat er werd overeengestemd dat hij en zijn moeder in het bijgebouw konden slapen wanneer ze maar wilden. Dat werd toen elk weekend.

Ook de moeder van Jovan was blij met de zon die dag. De lichtinval zorgde ervoor dat haar schilderijen nog beter uit de verf kwamen. ‘Hier, neem dit mee naar buiten’ zei ze toen ze de jongetjes een pak gekleurd stoepkrijt meegaf. ‘Dankjewel’ zei Julian en rende met Jovan richting de stallen.

‘Ik ga een olifant tekenen’ zei Jovan en begon op zijn knieën met een roze krijtje een rondje op de stoeptegels te tekenen. ‘Ik teken een…eh…hond, want dat is mijn lievelingsdier’ zei Julian terwijl hij met blauw krijt allereerst de ogen tekende. Met de tong tussen de lippen werkten beide jongetjes heel hard aan hun creatie tot Jovan uitriep ‘Tatáá, ik ben klaar’, en trots het resultaat liet zien. Julians hond mocht er ook wezen. Jovan zei goedkeurend ‘Net echt Julian.’ En hij had het nog niet gezegd of…

De blauwe lijnen die in de vorm waren gegoten van een hond, stegen op boven de grond, werden dikker en dikker, draaiden om elkaar heen totdat de afbeelding in de lucht hing als een echte hond. Even leek de staart te gaan kwispelen wat de twee vrienden deed knipperen met hun ogen en PAF, het beeld spatte uit elkaar en de hond die in de lucht hing was weg. Op de stoep slechts de contouren van de hond die Julian had getekend.

Met open mond keken ze elkaar aan. Schichtig keek Julian opzij naar de olifant van Jovan. Roerloos lag het getekende beest op de grond. Ook Jovan staarde naar zijn tekening. Er gebeurde niets, helemaal niets. Nog altijd bang om iets te zeggen draaiden ze zich voorzichtig om en renden keihard terug naar de boerderij. Julian wist niet goed of hij het nu gaaf moest vinden of eng, maar wilde vooral weten hoe het in hemelsnaam kwam. Terwijl ze vanuit de keuken van de boerderij naar de stoep voor de stallen keken fluisterde hij ‘Jovan, dat krijt…dat is toverkrijt…’

© Copyright 2014, All Rights Reserved