Het was een dag om nooit te vergeten. Je ging mee naar school, mee met je grootste vriendin. Al een aantal jaren had je gedwee en rustig in haar kamer gelegen tussen alle andere knuffels. Je werd af en toe goedkeurend bekeken en soms ook vast gehouden. Het waren rustige jaren, niets op aan te merken, al had je graag eens wat meer interactie met haar gehad, dat wel.
In tegenstelling tot de zacht harige beer, die vaak mee mocht thee drinken en dan keurig op een stoeltje tegenover haar werd gezet, lag jij vaak met alle poten wijd gespreid op de grond toe te kijken. Hele lichte jaloezie was er ook jegens die pluche aap met de slungelige armen en benen, die ze vaak om haar nek liet hangen terwijl ze de trap af naar beneden rende. Je kon de aap niet horen, maar je voelde gewoon dat er een ‘yaaaaaaaaay’ van zijn kruin tot aan het puntje van zijn staart ging.
‘Je bent een lollig beest’ had ze je wel eens gezegd. Misschien waren het je brede neusgaten, of de onregelmatige witte en zwarte vlekken op je lijf. Maar ongetwijfeld ook het feit dat je veelal wankelde en je dus ook het liefst met alle poten opzij op de vloer lag in plaats van rechtop te moeten staan. Zelfs als ze je op je rug legde vielen die poten toch steeds weer opzij. Heel de knuffelberg moest daar altijd van binnen om grinniken, dat zag je wel, dus ja, een lollig beest… dat leek ook wel de juiste benaming. Heb je je er ooit iets van aangetrokken?! Nee, niets… nooit!
Het was een mooie dag in juni. Ze pakte je op, glimlachte en stopte je in haar tas, samen met een stel schoolboeken die stuk voor stuk een kaasrechte grijns lieten zien, van oor tot oor. Was het de beweging van het meisje waardoor alles ging schudden of waren ze aan het bulderen van het lachen…dat laatste niet per se. Hoewel het toch best amusant was hoe je neus tussen 3 poten lag en je vierde poot over je kop hing. OK, het was ook een beetje een krappe tas…
Daar ging je, mee naar school en in school werd je quasi trots uit haar tas gepakt. Je keek de aula rond en je zag kinderen, zoveel! De hele dag hield je je ogen groot open want er was zoveel te zien. Ze droeg je met zich mee, overal naartoe die dag. Naar klaslokalen, een gymlokaal, de lerarenkamer. Je hebt vanuit de tas mee kunnen kijken naar het schoolbord en vanaf het bankje buiten de school kunnen genieten van een heerlijk zonnetje en de blauwe lucht. Je had de dag van je leven, het was helemaal geweldig. Je was dankbaar met jouw liefste vriendin. Hadden je poten het niet steeds verloren van de zwaartekracht, dan had je haar een stevige knuffel gegeven.
En net op dat gelukzalige moment werd je aan een van je zware poten gepakt en ondersteboven gehouden. Je keek recht in de verschrikte ogen van je vriendinnetje, die verwoed naar je graaide, zonder resultaat. Je werd heen en weer geslingerd, nog altijd ondersteboven en degene die je vasthield rende met je weg. De aula, een leslokaal, leraren, andere kinderen, ze flitsten aan je voorbij totdat je de omgeving waarin je terecht was gekomen herkende als de toiletten. De pestkop die je had afgepakt bewoog richting de hoek van het toiletblok, klom op de verwarming, pakte je kop vast en liet je toen zakken achter een paneel dat tussen de verwarming en het raam zat. Vast zat je, met je hoofd richting het plafond, je poten wijd gespreid tegen het raam aan…
…
Je zit er nog steeds, al zeker anderhalf jaar lang zie ik je vastgeklemd hangen wanneer ik vanaf de Lairessestraat onder het Amsterdams Lyceum door fiets. In de hoek van het raam van wat naar mijn idee het toiletblok moet zijn.
‘Wat zul je je verloren voelen’ denk ik dan. ‘Is je vriendinnetje je dan zomaar vergeten?’…
Uit archief: 2014, 3 oktober